Ci-dessous vous trouverez les cours de votre cycle 

N3a Les 4 – woensdag 13 oktober 2021

Beste allemaal,

Vandaag hebben we het volgende gedaan:

Het huiswerk is:

  • paragraaf 35.6, oefening 1 en 2, blz. 38

Hartelijke groeten

N1 Les 4 – donderdag 7 oktober 2021

Lesverslag 1, van onze vierde les – een samenvatting van onze eerdere lessen volgt voor het einde van deze cursus.

Beste iedereen,

Welkom op het digitale platform. U vindt hier de audiofragmenten die bij onze syllabus horen en natuurlijk de lesverslagen.

Vorige week donderdag hebben we het volgende bestudeerd:

  • uit de syllabus (herhaling): pagina 11 tot en met pagina 66 (cijfers, grammatica, werkwoorden, enzovoort)
  • het werkwoord « kunnen » (p. 73)

Het huiswerk is:

  • oefening 1 van bladzijde 73

Vriendelijke groet en tot donderdagavond veertien oktober,

Saskia

N3b Les 2 – dinsdag 28 september 2021

Beste allemaal,

Vandaag hebben we het volgende gedaan:

  • uit het boek: paragraaf 49.7 (blz. 20 en 21), 50.1 + oefening (pdf), 50.2 en 50.5

Geen huiswerk!

Hartelijke groeten,
Jacomijn

N1 Les 2 – maandag 27 september 2021

Beste allemaal,

Vandaag hebben we het volgende gedaan:

Het huiswerk is:

  • Paragraaf 2.4, oefening 1, bladzijde 26
  • Paragraaf 2.4, oefening 1, 2 en 3, bladzijde 27

Hartelijke groeten,
Jacomijn

FOAD N6b – Les 1

Hartelijk welkom bij les 1 van de cursus N6b!

1 │Spreken: de hunebedden – 5′
2 │Lezen: Typisch Nederlands – 25′
3 │Schrijven: Typisch Nederlands – 15′
4 │Grammatica: weten te – 35′
5 │Luisteren en spreken: het schoolsysteem in Nederland – 10′
6 │Woordenschat – 10′
7 │ Schrijven: een lezersbrief aan de krant – 20′

Veel succes en plezier met de les!


1│Spreken: de hunebedden – 5′

In de provincie Drenthe kun je veel hunebedden vinden: prehistorische grafmonumenten uit het neolithicum (4000-3000 v.Chr.). Ze zijn opgericht door mensen die behoorden tot de trechterbekercultuur. De cultuur wordt zo genoemd omdat er veel aardewerk, waaronder bekers in de vorm van een trechter, is gevonden. Er is niet veel over deze cultuur bekend, maar elke Nederlander kent de hunebedden.

(c) holland.com

Luister naar mijn vraag en beantwoord deze!



2│Lezen: Typisch Nederlands – 25′

Typisch Nederlands was een programma van BNNVARA, dat je nog kunt terugkijken in de mediatheek npostart.nl. Er hoorde ook een quiz bij, de Typisch Nederlands Toets. Wat weet je over Nederland? Maak ook de woordenschatoefening in de rechterkolom. Luister daarna naar mijn ingesproken antwoordmodellen.

Dit komt uit Nederlands op niveau, blz. 137-139.

Luister nu naar mijn uitleg!

Woordenschatoefening

1. Wat is belasting?
a. Geld dat je krijgt van de overheid als je een laag inkomen hebt.
b. Geld dat je betaalt aan de overheid op basis van wat je verdient.

2. Wat is een ander woord voor verschuilen?
a. verstoppen
b. verdwijnen

3. Wat is het infinitief van doodgeschoten?
a. doodschuiten
b. doodschieten

4. Wat is een ander woord voor dienen?
a. serveren
b. moeten

5. Wat is het infinitief van won?
a. winnen
b. wennen

6. Wat betekent ‘burger’ in deze context?
a. Een stukje vlees voor op een broodje.
b. Een lid van de bevolking.

7. Wat betekent ‘opkomen voor’?
a. iets of iemand verdedigen
b. in gewicht toenemen

8. Iemand die schilderijen maakt, heet…
a. een schilder
b. een schilderaar

9. Wat is het tegenovergestelde van voordat?
a. opdat
b. nadat

10. Wat is het infinitief van bestond?
a. bestaan
b. bestennen

11. Wat betekent ‘heb je’ in deze context?
a. zijn er
b. zien we

12. Wat is een ander woord voor grondstof?
a. Aarde
b. Natuurlijke materie

13. Hoe kun je ‘bij welke gelegenheid’ ook zeggen?
a. Op welke manier
b. In welke situatie

14. Wat betekent ‘aanleg’ in deze context?
a. het talent
b. de constructie

Luister nu naar mijn uitleg!


3 │Schrijven: Typisch Nederlands – 15′

Kijk nog eens naar de quiz van oefening 2. Welk van deze feiten kende je nog niet? Wat weet je uit ervaring? Welk feitje vind je het meest typisch Nederlands? En wat het minst?

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


4 │Grammatica: weten te – 35′

Sommige werkwoorden krijgen een andere betekenis als ze combineerd worden met ‘te + infinitief’. We beginnen met ‘weten te’.

Kijk naar de voorbeelden hieronder en luister naar mijn uitleg.

Dit komt uit Beter Nederlands. De verdieping, blz. 142-144.

weten te = savoir, pouvoir, réussir à

1. Hij wist een ongeluk te voorkomen.
2. Zij weet van elk bezoek een feest te maken.

1a. Hij wist hoe hij het moest doen.
1b. Wat hij moest doen, is gelukt.

2a. Ze weet hoe ze het moet doen.
2b. Ze lukt haar ook.

Hij wist te ontsnappen.
Hij heeft weten te ontsnappen.

Hij weet zijn collega’s te overtuigen. (c) freepik

Maak nu oefening 1.

Oefening 1
1. De kinderen waren alleen thuis. Een jongetje zat met vuur te spelen. Plotseling vloog het gordijn in brand. De kinderen schrokken. Het oudste meisje wist de brand te blussen.
a. Ze heeft de brand geblust.
b. Het is niet duidelijk of ze de brand geblust heeft.
c. Ze heeft de brand niet geblust.

2. Gisteravond was de buurman op bezoek. Het gesprek ging algauw over politiek. Binnen vijf minuten wist hij me kwaad te krijgen.
a. Het lukte de buurman mij binnen korte tijd kwaad te maken.
b. Ik werd kwaad en de buurman wist het.
c. De buurman probeerde mij kwaad te maken, maar het lukte niet.

3. Toen hij een ei bakte, sloeg de vlam in de pan. Hij wist het vuur te doven door er een groot deksel overheen te leggen.
a. Hij wist hoe hij het vuur moest doven, maar hij deed het niet.
b. hij wist hoe hij het vuur moest doven, maar het is hem niet gelukt.
c. Hij legde een deksel over de pan en doofde zo het vuur.

4. Of hij iemand nu kent of niet, hij weet altijd wel een gespreksonderwerp te vinden.
a. Hij wil niet met onbekenden praten.
b. Hij kan met iedereen over van alles praten.
c. Hij kan niet met iedereen over alles praten.

5. De chauffeur wist de overstekende voetganger niet te ontwijken.
a. Hij overreed de voetganger.
b. Hij overreed de voetganger niet.
c. Hij kon de voetganger overrijden, maar hij deed het niet.

Luister nu naar mijn ingesproken antwoordmodel.

Maak nu de volgende oefeningen en stuur je antwoorden aan me op!

Oefening 2 Zet de volgende zinnen in de voltooide tijd.

Voorbeeld
Marie weet er een leuke vakantie van te maken.
Marie heeft er een leuke vakantie van weten te maken.

1. Ze weet altijd met weinig geld rond te komen.
2. Met een taxi weet hij de trein nog wel te halen.
3. Hij wist de belasting flink op te lichten.
4. Onze kat weet altijd het warmste plekje te vinden.

Oefening 3 Formuleer de volgende zinnen met weten te

Voorbeeld
Ze hebben hun best gedaan, maar ze konden het probleem niet oplossen.
Ze wisten het probleem niet op te lossen.

1. Ze kunnen zich met hun Nederlands al aardig redden.
2. Het lukt haar altijd iedereen aan het lachen te krijgen.
3. Hij kon met heel veel moeite de bibliotheek vinden.
4. Heb je die trein nog kunnen halen?
5. De cabaretier slaagde er niet in het publiek te boeien.
6. De kat had na eindeloos proberen de kast opengemaakt.
7. Na veel vragen vond ik eindelijk het adres.
8. De puzzel was moeilijk, maar zonder hulp heeft hij hem opgelost.

Oefening 4 Maak zinnen met de volgende woorden. Geef aan dat de actie inspanning kostte door weten te te gebruiken.

twee overvallers – uit de gevangenis ontsnappen
Twee overvallers wisten uit de gevangenis te ontsnappen.

  1. de leraar – het moeilijke woord uitleggen
  2. het kind – altijd zijn zin krijgen
  3. de vrouw – met weinig geld toekomen
  4. de minister – een miljoen bezuinigen
  5. de vrouw – het kind uit het water redden
  6. de voorzitter – ons van zijn gelijk overtuigen

(c) pressfoto, freepik
(c) freepik

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


5 │Luisteren en spreken: het schoolsysteem in Nederland – 10′

In de cursus N3b hebben we al gesproken over het Nederlandse schoolsysteem. Als kinderen 4 jaar zijn, gaan ze naar de basisschool. Daarna gaan ze, gebaseerd op de eindtoets en hun prestaties in de klas, naar het VWO, de HAVO of het VMBO. Met een VWO-diploma kun je naar de universiteit, met een HAVO-diploma naar het HBO en met een VMBO-diploma naar het MBO.

(c) Wat leuk! B1.

VWO = voorbereidend wetenschappelijke onderwijs
HAVO = hoger algemeen vormend onderwijs
VMBO = voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs
WO = wetenschappelijk onderwijs (universiteit)
HBO = hoger beroepsonderwijs
MBO = middelbaar beroepsonderwijs

Het VMBO is – op het praktijkonderwijs na – het laagste niveau binnen het middelbaar onderwijs. Veel ouders zien hun kinderen liever op de HAVO of het VWO. Meester Bart werkt op het VMBO en pleit voor meer waardering voor zijn leerlingen en de VMBO-docenten.

Bekijk het filmpje. Behalve meester Bart zie je ook politicus Jesse Klaver van GroenLinks. Het filmpje is door deze partij gemaakt voor hun politieke campagne.

het eindexamen = dit is het laatste examen van het VWO, de HAVO of het VMBO.
er is geen haan die er naar kraait = niemand interesseert zich ervoor
ik ben (n)iets waard = je (ne) vaux (pas) quelque chose
stappen zetten = prendre des mesures
de categoriale gymnasia = vwo + Latijn/Grieks
de ontmoetingsplek = le lieu de rencontre
het is zonde = c’est dommage
stapelen = suivre une formation après l’autre
uit den boze = hors de question
nastreven = poursuivre

Meester Bart zegt dat zijn leerlingen de motor van de samenleving zijn. Zij verdienen volgens hem ook aandacht in de krant voor hun eindexamen, een mooi gebouw en goede docenten. Vind jij dat er in Frankrijk voldoende waardering is voor mensen die praktisch geschoold zijn?



6 │ Woordenschat – 10′

In les 2 zullen we een tekst lezen waarin onderstaande woorden voorkomen. Maak de oefeningen ter voorbereiding op het lezen.

Dit komt uit Nederlands op niveau, blz. 140.

Oefening 1 Zoek de tegenstellingen bij elkaar.

1. meerderheid
2. mislukken
3. platteland
4. bevorderen

a. tegenhouden
b. minderheid
c. slagen
d. stad

Oefening 2 Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde?

1. ondersteunen
2. gemengd
3. werkelijkheid
4. verhouding

a. realiteit
b. relatie
c. helpen
d. heterogeen

Oefening 3 Welke preposities horen er bij de werkwoorden?

1. in aanraking komen, omgaan, omspringen ___________
2. kiezen, verantwoordelijk zijn, zich inzetten ___________
3. wijden, zich aanpassen ___________
4. inspelen, overschakelen, recht hebben, trots zijn ___________

Het platteland. (c) wirestock, freepik

Luister dan nu naar mijn ingesproken antwoordmodel.


7 │ Schrijven: een lezersbrief aan de krant – 20′

Je hebt het betoog van Meester Bart op televisie gezien en je schrijft een brief aan de krant waarin je uitlegt waarom je het (niet) met hem eens bent. Geef ten minste drie argumenten voor je standpunt.

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.

8 │ Administratieve taak – 5″

Tot slot vraag ik je om te bevestigen dat je deze les hebt gevolgd. Kopieer de tekst en vul je naam en de datum in. Stuu de tekst dan op.

Je confirme par la présente que je, [prénom] [nom], ai suivi la leçon 1 du cours N6a.
[JJ-MM-AAAA]

(c) Aycatcher, Adobe Stock

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


Gefeliciteerd!

Je hebt de eerste les van de cursus N6b afgerond!

Hartelijke groeten,

Jacomijn

FOAD N5b – Les 1

Hartelijk welkom bij les 1 van de cursus N5b!

De onderwerpen van deze les zijn:

1 │Spreken: De vrijmarkt – 5′
2 │Lezen: De tweedehands economie: elke dag Koninginnedag – 45′
3 │Woordenschat – 30′
4 │Grammatica: Bijzinnen met verwijswoorden – 20′
5 │Kijken en spreken: Met 50 euro naar de rommelmarkt – 10′
6 │Schrijven: je kelder of zolder – ’20

Veel succes en plezier met de les!


1 │Spreken: De vrijmarkt – 5′

Op Koningsdag, 27 april, mag iedereen zijn spulletjes op straat verkopen. Er zijn dus in het hele land vrijmarkten. Luister naar mijn vragen over tweedehands spullen kopen en verkopen en beantwoord ze!

Schrijf steekwoorden op en spreek spontaan! Lees je antwoord niet voor!

De vrijmarkt in Oosterhout. © Johan Wouters



2 │ Lezen: De tweedehands economie: elke dag Koninginnedag – 45′

Voordat Willem-Alexander koning werd, was zijn moeder, Beatrix, koningin. De nationale feestdag was toen op 30 april en heette Koninginnedag.

Lees het artikel hieronder. Zoek de woorden die je niet kent op in je woordenboek. Om je te helpen vind je de cursief gedrukte woorden in het kader rechts van het artikel.

Beantwoord daarna de vragen en stuur me je antwoorden op.

Dit is een opdracht uit Nederlands in actie, blz. 201-203

tweedehands (titel)
Ik vind een nieuwe auto veel te duur. Ik koop liever een tweedehands auto. Het maakt mij niet uit dat hij al gebruikt is.

de zolder (r. 1)
Als je die trap opgaat, kom je onder het dag van het huis, op de zolder. We gebruiken de zolder om oude spullen te bewaren.

opruimen (r. 1)
Wat is jouw huis netjes! Heb je alles opgeruimd?

handel, de (r. 3)
Nederland staat bekend om zijn handel. Nederland verkoopt veel producten aan het buitenland. Drank en bloemen zijn belangrijke exportproducten.

kringloopwinkel, de (r. 5)
Ik vind het leuk om in een kringloopwinkel te kijken. Er staan allemaal spullen die mensen hebben weggedaan en die nog prima zijn. En heel goedkoop!

onderhandelen (r. 15)
De prijs voor de wasmachine was € 500,-, maar ik heb goed onderhandeld en ik kon hem toen voor € 450,- kopen.

kwijtraken (r. 16.)
1. ‘Staat je auto nog te koop?’ ‘Nee, ik ben hem binnen een week kwijtgeraakt en ook nog voor een goede prijs.’
2. Ik kan mijn sleutels nergens vinden. Ik denk dat ik ze in de stad ben kwijtgeraakt.

aansluiten (sloot aan, aangesloten r. 25)
1. Bij je bij een beroepsvereniging aangesloten?
2. De printer is niet aangesloten op de computer, daarom doet hij het niet.

tegenwoordig (r. 43)
Vroeger bestonden er geen computers en sociale media. Dat kun je je tegenwoordig niet meer voorstellen.

afnemen (nam af, is afgenomen) (r. 60)
De belangstelling voor taalcursussen is afgenomen. Vorige jaar waren er veel meer cursisten.

zorgvuldig (r. 62)
Ik moet deze formulieren zorgvuldig invullen. Als het niet precies gebeurt, worden ze teruggestuurd.

slechts (r. 103)
De printer kost slechts €50,-. Dat is niet duur voor een printer.

voorraad, de (r. 112)
Hebt u die laptops op voorraad of moet u ze eerst bestellen?

dringen (drong, gedrongen) (r. 138)
Wilt u alstublieft rustig wachten en niet dringen? Iedereen komt aan de beurt.

herstellen (r. 147)
Mijn computer liep gisteren helemaal vast maar gelukkig heeft de helpdesk alles hersteld. Nu is alles weer in orde.

Vragen
1. Wat doen veel mensen in Nederland met Koninginnedag/Koningsdag?
2. Waarom is het de dag na Koninginnedag druk bij de kringloopwinkel?
3. Wat verkopen de kringloopwinkels?
4. Wat kun je vertellen over de omzet van de kringloopwinkels?
5. Gaan mensen graag naar kringloopwinkels?
6. Wat is er veranderd op de tweedehandsmarkt?
7. Heb je een verklaring voor de stijgende verkoop van oranje auto’s in de maand april?
8. Wat kun je vertellen over de klanten die bij La Poubelle in Tilburg komen?

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


3 │ Woordenschat – 20′

Vul de woorden die je hebt geleerd in onderdeel 2 nu in in deze zinnen. Luister daarna naar mijn ingesproken antwoordmodel.

Dit is een opdracht uit het online materiaal dat hoort bij Nederlands in actie.

aansluiten – dringen – repareren – kwijtraken – lenen – omgaan – onderhandelen – opruimen – overschatten – sparen

  1. Ik heb gelezen dat slechts een kwart van de Nederlanders maandelijks geld kan ________________________.
  2. Maar liefst negen op de tien Nederlands vinden dat ze goed met geld kunnen ________________________ .
  3. Als jouw wasmachine kapotgaat, kun je hem dan zelf ________________________ ?
  4. Zowel mijn vader als mijn moeder kan ontzettend goed ________________________; ze betalen gemiddeld 10 procent minder dan de vraagprijs.
  5. Ik ga de zolder vandaag ________________________, want het is volgende week Koninginnedag.
  6. Ik ben bang voor schulden, ik zal niet zo snel geld ________________________.
  7. Ik wil mijn computer op een draadloos netwerk ________________________.
  8. De mensen stonden te ________________________ bij die winkel toen bekend werd dat er heel goedkope laptops werden verkocht.
  9. Als je je spullen met Koninginnedag niet kunt ________________________, kun je ze de volgende dag naar de kringloopwinkel brengen.
  10. Denk je dat mensen in jouw land hun kundigheid met geld ________________________?
(c) Racool_studio, freepik

Dit zijn opdrachten uit Nederlands in actie. Blz. 205.

Vul een werkwoord uit de lijst van opdracht 2 in.

  1. Ik kan niets meer terugvinden, ik moet mijn kamer echt ________________________
  2. Is het in Nederland normaal om over de prijs van een product te ________________________?
  3. De Verenigde Naties (VN) is een organisatie waarbij de meeste landen zijn ________________________.
  4. Vorige week voelde ik me helemaal niet goed, maar gelukkig ben ik weer helemaal ________________________.
  5. Ik heb er een enorme hekel aan wanneer mensen bij de trein staan te ________________________.

Vul een woord uit de lijst van opdracht 2 in.

  1. Mijn broer zit in de ________________________, hij verkoopt medische apparatuur.
  2. Ik heb de zolder opgeruimd en alles naar de ________________________ gebracht.
  3. Ik heb een ________________________ computer gekocht. Er stonden nog programma’s op die computer van de vorige gebruiker. Dat vond ik vreemd. Ik dacht dat de kringloopwinkel die zou weghalen.
  4. Je moet je USB-stick niet los in je tas doen. Zo ________________________ je hem gemakkelijk ________________________.
  5. De winkel had de iPad niet meer op ________________________. Ik moet nu een week wachten.
  6. Er wonen ________________________ 75 mensen in dat dorp. Weinig he?!
  7. Hij werkt niet zo ________________________ en hij maakt daardoor veel fouten.
  8. De verkoop van de huizen ________________________ ________________________ in tijden van crisis.

Luister nu naar het ingesproken antwoordmodel.


4 │ Grammatica: Bijzinnen met verwijswoorden – 20′

We gaan nu kijken naar bijzinnen die beginnen met een verwijswoorden, ook wel relatieve bijzinnen genoemd.

Dit komt uit hoofdstuk 7 van Beter Nederlands. De verdieping. Blz. 82-83.

Deze bijzinnen (de zinnen die cursief zijn), beginnen met een verwijswoord:

Het boek dat ik gisteren kreeg, had ik al gelezen.
In de jurk die zij droeg, zat een grote scheur.
De schilderijen die vorige week gestolen zijn, zijn nog steeds zoek.
Er is niets wat hij niet weet.
De man met wie ik stond te praten, is zijn broer.
Het programma waar ik altijd naar keek, wordt niet meer uitgezonden.

Dat verwijst naar het-woorden in het enkelvoud.
Het meisje dat daar loopt, is mijn zus.

Die verwijst naar de-woorden in het enkelvoud
De tram die daar rijdt, heb ik net gemist.

Die verwijst naar alle woorden in het meervoud
‘s Nachts horen we de auto’s die op de snelweg rijden.

Het contract dat de man leest, is erg belangrijk. (c) Freepik License

Als je meer wilt weten over verwijswoorden, kun je naar onderstaande screencast kijken:

Maak dan nu onderstaande oefening en luister daarna naar het ingesproken antwoordmodel.

  1. Het boek __________ op tafel ligt, is van mij.
  2. De pen __________ ernaast ligt, heb ik geleend.
  3. Het schilderij __________ in de gang hangt, vind ik mooi.
  4. Mijn fiets, __________ voor de deur staat, is tweedehands.
  5. Mijn kinderen, __________ nu op school zitten, komen straks thuis.
  6. De tram __________ ik moet hebben, gaat om tien over twee.
  7. Het brood __________ je bij de bakker haalt, vind ik lekkerder dan het brood van de supermarkt.
  8. Van de wol __________ ik in de uitverkoop gekocht heb, ga ik een trui breien.
  9. In de boodschappentas __________ op tafel staat, zit mijn portemonnee.
  10. Het ei __________ ik vanmorgen wilde bakken, stonk.
Het bootje dat in de gracht ligt, is van hout. (c) wirestock, freepik

5 │ Kijken en spreken: Met 50 euro naar de rommelmarkt – 20′

Lisanne krijgt 50 euro en moet proberen om binnen een half uur iets van waarde te vinden op de rommelmarkt. Uiteindelijk koopt ze drie verschillende dingen: een deel van een Japans theeservies, een craquelé glas en een Italiaanse vaas. Zijn de objecten waardevol of niet?

Luister nu naar mijn vragen en beantwoord deze!

Schrijf woorden op en spreek spontaan! Lees je antwoord niet voor!



6 │ Schrijven: je kelder of zolder – 20′

Heb je een kelder of een zolder? En wat staat er in/op? Welke dingen zou je kunnen verkopen? En welke dingen wil je graag bewaren, omdat ze waardevol zijn of een emotionele waarde hebben?

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


7 │ Administratieve taak – 5″

Tot slot vraag ik je om te bevestigen dat je deze les hebt gevolgd. Kopieer de tekst en vul je naam en de datum in. Stuu de tekst dan op.

Je confirme par la présente que je, [prénom] [nom], ai suivi la leçon 1 du cours N5b.
[JJ-MM-AAAA]

(c) Aycatcher, Adobe Stock

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


Gefeliciteerd!

Je hebt de eerste les van de cursus N5b afgerond!

Hartelijke groeten,

Jacomijn

N1 Les 1 – maandag 20 september 2021

Beste allemaal,

Hartelijk welkom in de digitale ruimte van cursus Niveau 1.

Vandaag hebben we het volgende gedaan:

De handige website is: https://forvo.com/languages/nl/

Het huiswerk is:

  • Paragraaf 1.6, oefening 1 en 2, bladzijde 18

Hartelijke groeten,

Jacomijn

N3b Les 1 – dinsdag 21 september 2021

Beste allemaal,

Hartelijk welkom in de digitale ruimte van de cursus N3b.

Vandaag hebben we het volgende gedaan:

Het huiswerk is:

  • paragraaf 49.7, oefening 1, blz. 19
  • paragraaf 49.8, oefening 1, blz. 20

Hartelijke groeten,
Jacomijn

N3a Les 1 – dinsdag 21 september 2021

Beste allebei,

Hartelijk welkom in de digitale ruimte van de cursus N3a.

Vandaag hebben we het volgende gedaan:

Het huiswerk is:

  • paragraaf 33.5, oefening 2, blz. 18
  • paragraaf 33.5, oefeing 3, blz. 19

Hartelijke groeten,

Jacomijn