FOAD N5b – Les 1

Hartelijk welkom bij les 1 van de cursus N5b!

De onderwerpen van deze les zijn:

1 │Spreken: De vrijmarkt – 5′
2 │Lezen: De tweedehands economie: elke dag Koninginnedag – 45′
3 │Woordenschat – 30′
4 │Grammatica: Bijzinnen met verwijswoorden – 20′
5 │Kijken en spreken: Met 50 euro naar de rommelmarkt – 10′
6 │Schrijven: je kelder of zolder – ’20

Veel succes en plezier met de les!


1 │Spreken: De vrijmarkt – 5′

Op Koningsdag, 27 april, mag iedereen zijn spulletjes op straat verkopen. Er zijn dus in het hele land vrijmarkten. Luister naar mijn vragen over tweedehands spullen kopen en verkopen en beantwoord ze!

Schrijf steekwoorden op en spreek spontaan! Lees je antwoord niet voor!

De vrijmarkt in Oosterhout. © Johan Wouters



2 │ Lezen: De tweedehands economie: elke dag Koninginnedag – 45′

Voordat Willem-Alexander koning werd, was zijn moeder, Beatrix, koningin. De nationale feestdag was toen op 30 april en heette Koninginnedag.

Lees het artikel hieronder. Zoek de woorden die je niet kent op in je woordenboek. Om je te helpen vind je de cursief gedrukte woorden in het kader rechts van het artikel.

Beantwoord daarna de vragen en stuur me je antwoorden op.

Dit is een opdracht uit Nederlands in actie, blz. 201-203

tweedehands (titel)
Ik vind een nieuwe auto veel te duur. Ik koop liever een tweedehands auto. Het maakt mij niet uit dat hij al gebruikt is.

de zolder (r. 1)
Als je die trap opgaat, kom je onder het dag van het huis, op de zolder. We gebruiken de zolder om oude spullen te bewaren.

opruimen (r. 1)
Wat is jouw huis netjes! Heb je alles opgeruimd?

handel, de (r. 3)
Nederland staat bekend om zijn handel. Nederland verkoopt veel producten aan het buitenland. Drank en bloemen zijn belangrijke exportproducten.

kringloopwinkel, de (r. 5)
Ik vind het leuk om in een kringloopwinkel te kijken. Er staan allemaal spullen die mensen hebben weggedaan en die nog prima zijn. En heel goedkoop!

onderhandelen (r. 15)
De prijs voor de wasmachine was € 500,-, maar ik heb goed onderhandeld en ik kon hem toen voor € 450,- kopen.

kwijtraken (r. 16.)
1. ‘Staat je auto nog te koop?’ ‘Nee, ik ben hem binnen een week kwijtgeraakt en ook nog voor een goede prijs.’
2. Ik kan mijn sleutels nergens vinden. Ik denk dat ik ze in de stad ben kwijtgeraakt.

aansluiten (sloot aan, aangesloten r. 25)
1. Bij je bij een beroepsvereniging aangesloten?
2. De printer is niet aangesloten op de computer, daarom doet hij het niet.

tegenwoordig (r. 43)
Vroeger bestonden er geen computers en sociale media. Dat kun je je tegenwoordig niet meer voorstellen.

afnemen (nam af, is afgenomen) (r. 60)
De belangstelling voor taalcursussen is afgenomen. Vorige jaar waren er veel meer cursisten.

zorgvuldig (r. 62)
Ik moet deze formulieren zorgvuldig invullen. Als het niet precies gebeurt, worden ze teruggestuurd.

slechts (r. 103)
De printer kost slechts €50,-. Dat is niet duur voor een printer.

voorraad, de (r. 112)
Hebt u die laptops op voorraad of moet u ze eerst bestellen?

dringen (drong, gedrongen) (r. 138)
Wilt u alstublieft rustig wachten en niet dringen? Iedereen komt aan de beurt.

herstellen (r. 147)
Mijn computer liep gisteren helemaal vast maar gelukkig heeft de helpdesk alles hersteld. Nu is alles weer in orde.

Vragen
1. Wat doen veel mensen in Nederland met Koninginnedag/Koningsdag?
2. Waarom is het de dag na Koninginnedag druk bij de kringloopwinkel?
3. Wat verkopen de kringloopwinkels?
4. Wat kun je vertellen over de omzet van de kringloopwinkels?
5. Gaan mensen graag naar kringloopwinkels?
6. Wat is er veranderd op de tweedehandsmarkt?
7. Heb je een verklaring voor de stijgende verkoop van oranje auto’s in de maand april?
8. Wat kun je vertellen over de klanten die bij La Poubelle in Tilburg komen?

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


3 │ Woordenschat – 20′

Vul de woorden die je hebt geleerd in onderdeel 2 nu in in deze zinnen. Luister daarna naar mijn ingesproken antwoordmodel.

Dit is een opdracht uit het online materiaal dat hoort bij Nederlands in actie.

aansluiten – dringen – repareren – kwijtraken – lenen – omgaan – onderhandelen – opruimen – overschatten – sparen

  1. Ik heb gelezen dat slechts een kwart van de Nederlanders maandelijks geld kan ________________________.
  2. Maar liefst negen op de tien Nederlands vinden dat ze goed met geld kunnen ________________________ .
  3. Als jouw wasmachine kapotgaat, kun je hem dan zelf ________________________ ?
  4. Zowel mijn vader als mijn moeder kan ontzettend goed ________________________; ze betalen gemiddeld 10 procent minder dan de vraagprijs.
  5. Ik ga de zolder vandaag ________________________, want het is volgende week Koninginnedag.
  6. Ik ben bang voor schulden, ik zal niet zo snel geld ________________________.
  7. Ik wil mijn computer op een draadloos netwerk ________________________.
  8. De mensen stonden te ________________________ bij die winkel toen bekend werd dat er heel goedkope laptops werden verkocht.
  9. Als je je spullen met Koninginnedag niet kunt ________________________, kun je ze de volgende dag naar de kringloopwinkel brengen.
  10. Denk je dat mensen in jouw land hun kundigheid met geld ________________________?
(c) Racool_studio, freepik

Dit zijn opdrachten uit Nederlands in actie. Blz. 205.

Vul een werkwoord uit de lijst van opdracht 2 in.

  1. Ik kan niets meer terugvinden, ik moet mijn kamer echt ________________________
  2. Is het in Nederland normaal om over de prijs van een product te ________________________?
  3. De Verenigde Naties (VN) is een organisatie waarbij de meeste landen zijn ________________________.
  4. Vorige week voelde ik me helemaal niet goed, maar gelukkig ben ik weer helemaal ________________________.
  5. Ik heb er een enorme hekel aan wanneer mensen bij de trein staan te ________________________.

Vul een woord uit de lijst van opdracht 2 in.

  1. Mijn broer zit in de ________________________, hij verkoopt medische apparatuur.
  2. Ik heb de zolder opgeruimd en alles naar de ________________________ gebracht.
  3. Ik heb een ________________________ computer gekocht. Er stonden nog programma’s op die computer van de vorige gebruiker. Dat vond ik vreemd. Ik dacht dat de kringloopwinkel die zou weghalen.
  4. Je moet je USB-stick niet los in je tas doen. Zo ________________________ je hem gemakkelijk ________________________.
  5. De winkel had de iPad niet meer op ________________________. Ik moet nu een week wachten.
  6. Er wonen ________________________ 75 mensen in dat dorp. Weinig he?!
  7. Hij werkt niet zo ________________________ en hij maakt daardoor veel fouten.
  8. De verkoop van de huizen ________________________ ________________________ in tijden van crisis.

Luister nu naar het ingesproken antwoordmodel.


4 │ Grammatica: Bijzinnen met verwijswoorden – 20′

We gaan nu kijken naar bijzinnen die beginnen met een verwijswoorden, ook wel relatieve bijzinnen genoemd.

Dit komt uit hoofdstuk 7 van Beter Nederlands. De verdieping. Blz. 82-83.

Deze bijzinnen (de zinnen die cursief zijn), beginnen met een verwijswoord:

Het boek dat ik gisteren kreeg, had ik al gelezen.
In de jurk die zij droeg, zat een grote scheur.
De schilderijen die vorige week gestolen zijn, zijn nog steeds zoek.
Er is niets wat hij niet weet.
De man met wie ik stond te praten, is zijn broer.
Het programma waar ik altijd naar keek, wordt niet meer uitgezonden.

Dat verwijst naar het-woorden in het enkelvoud.
Het meisje dat daar loopt, is mijn zus.

Die verwijst naar de-woorden in het enkelvoud
De tram die daar rijdt, heb ik net gemist.

Die verwijst naar alle woorden in het meervoud
‘s Nachts horen we de auto’s die op de snelweg rijden.

Het contract dat de man leest, is erg belangrijk. (c) Freepik License

Als je meer wilt weten over verwijswoorden, kun je naar onderstaande screencast kijken:

Maak dan nu onderstaande oefening en luister daarna naar het ingesproken antwoordmodel.

  1. Het boek __________ op tafel ligt, is van mij.
  2. De pen __________ ernaast ligt, heb ik geleend.
  3. Het schilderij __________ in de gang hangt, vind ik mooi.
  4. Mijn fiets, __________ voor de deur staat, is tweedehands.
  5. Mijn kinderen, __________ nu op school zitten, komen straks thuis.
  6. De tram __________ ik moet hebben, gaat om tien over twee.
  7. Het brood __________ je bij de bakker haalt, vind ik lekkerder dan het brood van de supermarkt.
  8. Van de wol __________ ik in de uitverkoop gekocht heb, ga ik een trui breien.
  9. In de boodschappentas __________ op tafel staat, zit mijn portemonnee.
  10. Het ei __________ ik vanmorgen wilde bakken, stonk.
Het bootje dat in de gracht ligt, is van hout. (c) wirestock, freepik

5 │ Kijken en spreken: Met 50 euro naar de rommelmarkt – 20′

Lisanne krijgt 50 euro en moet proberen om binnen een half uur iets van waarde te vinden op de rommelmarkt. Uiteindelijk koopt ze drie verschillende dingen: een deel van een Japans theeservies, een craquelé glas en een Italiaanse vaas. Zijn de objecten waardevol of niet?

Luister nu naar mijn vragen en beantwoord deze!

Schrijf woorden op en spreek spontaan! Lees je antwoord niet voor!



6 │ Schrijven: je kelder of zolder – 20′

Heb je een kelder of een zolder? En wat staat er in/op? Welke dingen zou je kunnen verkopen? En welke dingen wil je graag bewaren, omdat ze waardevol zijn of een emotionele waarde hebben?

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


7 │ Administratieve taak – 5″

Tot slot vraag ik je om te bevestigen dat je deze les hebt gevolgd. Kopieer de tekst en vul je naam en de datum in. Stuu de tekst dan op.

Je confirme par la présente que je, [prénom] [nom], ai suivi la leçon 1 du cours N5b.
[JJ-MM-AAAA]

(c) Aycatcher, Adobe Stock

Ce formulaire de contact est uniquement disponible pour les comptes enregistrés.


Gefeliciteerd!

Je hebt de eerste les van de cursus N5b afgerond!

Hartelijke groeten,

Jacomijn